Het beleid voor een duurzaam bodembeheer streeft naar een balans tussen (her)gebruik van grond, baggerspecie en bouwstoffen en ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen én de bescherming van de bodemkwaliteit.

[NB deze pagina en het zoeksysteem worden op dit moment aangepast aan de omgevingswet. Het is dus mogelijk dat nog niet alle gebruikte termen actueel zijn, en er kunnen verschillen zijn tussen deze pagina en het zoeksysteem. We proberen dit zo snel mogelijk gereed te hebben.]

Wettelijk kader

In de Omgevingswet worden 26 bestaande wetten gebundeld. De Wet bodembescherming is één van deze wetten. Via het aanvullingsspoor bodem zijn de regels voor bodem onderdeel van de Omgevingswet. De regels voor milieubelastende activiteiten zijn opgenomen het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Instructieregels voor de bodem in het omgevingsplan zijn opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het wettelijke instrumentarium voor bodem kent drie uitgangspunten:

  1. het voorkomen van nieuwe verontreiniging of aantasting (preventie);
  2. het meewegen van bodemkwaliteit als onderdeel van een brede afweging over de kwaliteit van de leefomgeving in relatie tot functies (toedeling van functies);
  3. het op duurzame en doelmatige wijze beheren van resterende historische verontreinigingen (beheer historische verontreinigingen).

Welke normen zijn er?

Bodemkwaliteit

Met uitzondering van het overgangsrecht voor lopende saneringen, is per 1 januari 2024 de Circulaire bodemsanering niet meer in gebruik. De normwaarden voor bodemsanering (grond) en grondwater zijn grotendeels overgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving.

De volgende normen zijn opgenomen:

  • Interventiewaarde bodemkwaliteit (Bijlage IIa, Bal): De voormalige interventiewaarde grond komt terug onder de naam interventiewaarde bodemkwaliteit. De interventiewaarden bodemkwaliteit markeren de grens waarboven wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor de mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Boven deze grens kunnen significante risico’s voor mens, plant of dier, niet worden uitgesloten als gevolg van verontreiniging van de bodem. De afleiding van de interventiewaarden gebeurt door het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), de methode staat beschreven in Lijzen et al. 2001.
  • Signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering (Bijlage 4.12a, Bkl Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Besluit Kwaliteit Leefomgeving)): De voormalige interventiewaarde grondwater komt terug in het Aanvullingsbesluit Bodem Omgevingswet (ABB) als de signaleringsparameters beoordeling grondwatersanering. De signaleringsparameters dienen als signaal voor het beoordelen van risico’s van verspreiding van (historische) verontreiniging in het grondwater, van de noodzaak tot saneren en het type maatregel. De signaleringsparameters geven de concentraties in het grondwater waaronder het grondwater geschikt is voor de meeste functies en er geen onaanvaardbare bedreigingen voor gezondheid en milieu zijn. Als de signaleringsparameters worden overschreden, dan is dat niet meer altijd het geval. Dit hangt af van de lokale situatie, zoals de functie van het grondwaterfunctie en het plaatselijk bodemgebruik.
  •  
  • Streefwaarden grondwater (voor metalen twee lijsten: voor ondiep en diep grondwater).
  • Indicatieve niveaus voor bodemverontreiniging: De indicatieve niveaus worden op dezelfde wijze afgeleid als de interventiewaarden, maar hebben een grotere onzekerheid wegens het ontbreken van informatie. Een over- of onderschrijding van de Indicatieve niveaus voor ernstige bodemverontreiniging heeft niet direct consequenties voor de beslissing over de ernst van de verontreiniging door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag dient naast de indicatieve niveaus voor ernstige bodemverontreiniging ook andere overwegingen te betrekken bij de beslissing of er sprake is van ernstige verontreiniging.

Hergebruik van grond, bagger en bouwstoffen

  • Achtergrondwaarden: gehalten aan chemische stoffen voor een goede bodemkwaliteit, zonder belasting door lokale verontreinigingsbronnen. Deze waarde geldt voor bodems en waterbodems.
  • Maximale waarden bodemfunctieklasse wonen en Maximale waarden bodemfunctieklasse industrie voor hergebruik van grond
  • Maximale waarden voor het toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater (klasse A) en op de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam (Klasse B, interventiewaarde waterbodem).
  • Maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie op het aangrenzend perceel.
  • Maximale waarden voor verspreiden in oppervlaktewater (voor zoet water gelden de maximale waarden klasse A; voor zout water gelden de maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie in zoute wateren).
  • Emissietoetswaarden en Maximale emissiewaarden; voor grootschalige toepassingen van grond op of in de bodem.
  • Maximale emissiewaarden voor toepassing van bouwstoffen op of in de bodem.

 

Meer informatie