Voedselcontactmaterialen zijn verpakkingsmaterialen voor levensmiddelen en gebruiksartikelen zoals servies, bestek en snijmachines. Veelgebruikte materialen zijn plastic, papier en karton, glas, keramiek, metaal en coating.
Stoffen kunnen uit de voedselcontactmaterialen vrijkomen en in levensmiddelen terecht komen. Daardoor kan de consument deze stoffen binnenkrijgen. Alleen stoffen die veilig zijn, mogen worden gebruikt.
Wettelijk kader
Europese wetgeving
In Verordening (EG) 1935/2004 worden algemene eisen gesteld aan voedselcontactmaterialen. Voor verschillende materialen zijn aanvullende specifieke Europese bepalingen opgesteld voor:
- plastics (Verordening (EU) 10/2011 en de laatste wijziging daarop),
- gerecycleerde plastics (Verordening (EU) nr. 2022/1616 en bijbehorende rectificatie),
- keramiek (Richtlijn 84/500/EEG),
- geregenereerde cellulose folie (Richtlijn 2007/42/EG),
- actieve en intelligente verpakkingen (die bijvoorbeeld bij bederf van het voedsel van kleur veranderen) (Verordening (EG) 450/2009).
Daarnaast is er specifieke wetgeving voor het gebruik van een aantal individuele stoffen. Alle regelgeving kunt u vinden via het "Overzicht EU regelgeving FCM".
Voor materialen die niet via de EU (Europese unie) zijn gereguleerd, kan aanvullende nationale wetgeving gelden in de EU lidstaten.
Nederlandse wetgeving
In Nederland geldt het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen en de daarbij behorende regeling (samen het WVG (Warenwetbesluit Verpakkingen en gebruiksartikelen)). Daarin is de Europese wetgeving geïmplementeerd en uitgebreid met:
- algemene aanvullende bepalingen voor alle voedselcontactmaterialen,
- specifieke bepalingen voor een aantal materialen die niet specifiek in de EU zijn geregeld,
- aanvullende bepalingen voor keramiek en plastic,
- methoden van onderzoek voor de conformiteitsbeoordeling.
Producten die in een andere lidstaat rechtmatig op de markt zijn en waar een vergelijkbaar beschermingsniveau voor de volksgezondheid gehanteerd wordt, hoeven niet te voldoen aan de Nederlandse bepalingen. Dit is het principe van "wederzijdse erkenning".
Is er toelating nodig?
In materialen waarvoor positieve lijsten van stoffen zijn opgenomen in Europese of aanvullende nationale wetgeving, mogen alleen stoffen worden gebruikt die voor die toepassing zijn beoordeeld en toegelaten. Daarbij mag de migratie niet hoger zijn dan de vastgestelde stofspecifieke migratielimiet (SML).
Positieve lijsten in de EU
Voor plastic en geregenereerde cellulose gelden Europese positieve lijsten van toegelaten stoffen. Deze zijn opgenomen in de Plastics verordening (EU) 10/2011 en de Richtlijn voor geregenereerde cellulose folie 2007/42/EG. Voor plastics geldt die Europese lijst alleen voor de stofgroepen “monomeren en andere startstoffen” en “ additieven”. Een aanvraag voor toelating van een nieuwe stof op deze lijsten kan via het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) bij de Europese Commissie ingediend worden.
Positieve lijsten in Nederland
In Nederland zijn in het WVG positieve lijsten van stoffen opgenomen in plastics, papier en karton, coatings (deklagen), rubber, metalen, epoxy polymeren, hout en kurk, en textiel. Voor plastics betreft het alleen een positieve lijst voor de stofgroepen "hulpstoffen" en "stoffen die de polymerisatie direct beïnvloeden", omdat additieven en monomeren en andere startstoffen op Europees niveau al geregeld zijn.
Opname van een stof in een positieve lijst
Voor een stof die nog niet op de nationale lijst van toegelaten stoffen staat, kan de producent in Nederland een dossier aanleveren bij de “Commissie beoordeling veiligheid voedselcontactmaterialen” (CBVV), conform de dossiervereisten. Op grond van het dossier beoordeelt de CBVV of het veilig is om de stof te gebruiken in dat voedselcontactmateriaal. De minister van VWS neemt vervolgens een besluit over opname van de stof op de relevante materiaal-specifieke positieve lijst in het WVG.
Niet in een positieve lijst, wel eisen aan het eindproduct
Voor glas, (glas-)keramiek, email, kleurstoffen en pigmenten zijn geen positieve lijsten opgesteld voor toegelaten stoffen; voor deze materialen worden in het WVG wel specifieke eisen gesteld aan het eindproduct. De voornaamste eis is dat de migratie van metaalionen aan de daaraan gestelde limieten moet voldoen.
Instituten rond voedsel (en consumentenproducten)
In Europa
De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid)) adviseert de Europese Commissie over de verschillende aspecten van voedselveiligheid, waaronder voedselcontactmaterialen. Het CEP (Panel on Food Contact Materials, Enzymes and Processing Aids) panel (Panel on Food Contact Materials, Enzymes and Processing Aids) van het EFSA stelt de beoordelingen op en publiceert deze als opinies. Tot 2000 was dat de taak van de Scientific Committee on Food (SCF) van de Europese Commissie.
Binnen de Europese Commissie wordt aan veiligheid van voedselcontactmaterialen gewerkt. Daarnaast kunnen er door de Raad van Europa of op specifieke eisen aan voedselcontactmaterialen gesteld worden. Een overzicht van nationale wetgevingen is te vinden in een rapport van het ‘Joint Research Centre’ (JRC) uit 2016/2017.
In Nederland
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)) bewaakt de naleving van het WVG.
De CBVV stelt de stofbeoordelingen op en adviseert het ministerie van VWS over de toelating van stoffen in voedselcontactmaterialen.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)) heeft een centrale rol in de CBVV bij het opstellen van de stofbeoordelingen.