Het Verdrag van Rotterdam gaat over internationale handel in bepaalde gevaarlijke stoffen. Landen binnen het verdrag informeren elkaar over de gevaren en veiligheidsmaatregelen van deze stoffen. Transport van deze stoffen mag alleen na instemming van het importerende land. Dit wordt de ‘Prior Informed Consent ’ procedure genoemd.

De PIC Prior Informed Consent (Prior Informed Consent)-procedure voorkomt het transport van gevaarlijke stoffen zonder voorkennis van het ontvangende land. Het Verdrag van Rotterdam is ontstaan uit de vrijwillige PIC-procedure op initiatief van het UNEP United Nations Environment Programme (United Nations Environment Programme) en de FAO Food and Agriculture Organization van de Verenigde Naties (Food and Agriculture Organization van de Verenigde Naties). Ruim 160 landen zijn aangesloten bij het verdrag.

Welke stoffen?

Het Verdrag van Rotterdam omvat 52 stoffen, waaronder PCBs polychloorbifenylen (polychloorbifenylen), asbest, (methyl-)parathion, kwik en kwikverbindingen. Deze stoffen staan op de Annex III van het verdrag.  Voor deze stoffen is de PIC-procedure van toepassing.

Wettelijk kader

Het Verdrag is in de Europese Unie geïmplementeerd in Verordening (EG) 649/2012  voor de in- en uitvoer van gevaarlijke stoffen. Ook de stoffen zijn in de verordening opgenomen. Wanneer de stoffen in het verdrag wijzigen, wordt de verordening aangepast.

Hoe komt een stof in het verdrag?

Deelnemende landen melden een strikte inperking van gebruik of verbod van een stof aan het secretariaat van het Verdrag van Rotterdam. Wanneer er meerdere meldingen over dezelfde stof gedaan zijn,  overlegt het Chemical Review Committee (CRC Chemical Review Committee (Chemical Review Committee)) over het nomineren van stoffen voor opname in het Verdrag. Vervolgens legt het CRC zijn aanbevelingen voor aan de Conference of the Parties (COP Conference of the Parties (Conference of the Parties)). De COP neemt een definitieve beslissing over opname van de stoffen in het Verdrag van Rotterdam.